Het huidige wetboek is van 1926 en heeft sindsdien veel wijzigingen ondergaan. Door al deze wijzigingen hebben we nu een onoverzichtelijk wetboek, met een onduidelijke systematiek. Bovendien is de samenleving ingrijpend gewijzigd en volgen technologische ontwikkelingen elkaar in snel tempo op.
De Memorie van Toelichting bij het nieuwe Wetboek van Strafvordering bespreekt vijf ontwikkelingen die aanleiding geven tot een ingrijpende modernisering.
- Doelstellingen van het strafprocesrecht: De basisdoelstellingen van het strafprocesrecht zijn verbreed. Voorop staat nog steeds het bestraffen van de werkelijk schuldige en het voorkomen van de veroordeling van de onschuldige.
Daarnaast is de eerbiediging van de rechten en vrijheden van de verdachte belangrijker geworden, mede onder invloed van het EVRM. Bovendien is er tegenwoordig veel meer aandacht voor de rechten en vrijheden van andere bij het strafproces betrokken personen, zoals het slachtoffer. - Aard van de criminaliteit, het procesmodel en het sanctiearsenaal: De aard van de criminaliteit is veranderd. Dit heeft geleid tot de noodzaak van andere (heimelijke) opsporingsbevoegdheden en een flinke uitbreiding van het sanctiepakket met daaraan gekoppelde procedures.
- Veranderde rolverdeling tussen strafrechtelijke actoren: Het wetboek van 1926 stelde berechting door de rechter en (voorbereidend) onderzoek door de rechter-commissaris, centraal.
De officier van justitie is tegenwoordig de sleutelfiguur in het strafproces. Het voorbereidend onderzoek bestaat nu eerst en vooral uit een opsporingsonderzoek, uitgevoerd door een professioneel politieapparaat met veel bevoegdheden. - Internationalisering van de strafrechtspleging: De strafrechtspleging is veel internationaler geworden. De regelingen over rechtshulpverlening en de aanpak van grensoverschrijdende criminaliteit zijn versnipperd en weinig inzichtelijk.
- Invloed van moderne technieken: De beschikbaarheid van nieuwe technologieën heeft zowel de opsporing als de procesvoering gemoderniseerd. De digitalisering van de strafrechtspleging vraagt om een aanpassing van het wetboek.
Hieronder volgt een uitvoerige toelichting op de eerste twee ontwikkelingen. Daarbij passeren enkele concrete wijzigingen, die verband houden met deze ontwikkelen, de revue. In een volgende artikel worden ontwikkelingen 3 t/m 5 besproken.
Doelstellingen van het strafprocesrecht
De Memorie van Toelichting bij het nieuwe Wetboek van Strafvordering erkent dat de centrale doelstelling van het strafprocesrecht nog steeds is om:
- te waarborgen dat de strafwet toegepast wordt op de werkelijk schuldige en
- te voorkomen dat onschuldigen vervolgd of veroordeeld worden.
Rechten verdachte
Binnen deze doelstelling is een toegenomen aandacht voor de eerbiediging van de rechten en vrijheden van de verdachte. Dit is onder andere zichtbaar in ontwikkelingen rondom het verhoor van verdachten, zoals het recht op consultatie van een advocaat voorafgaand aan het politieverhoor en het recht op bijstand van een advocaat tijdens het verhoor. Deze ontwikkelingen zijn sterk beïnvloed door jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens.
In het eerste hoofdstuk van Boek 1 van het nieuwe Wetboek van Strafvordering worden enkele fundamentele rechten van de verdachte expliciet genoemd, waaronder het recht op een eerlijk proces binnen een redelijke termijn en het recht om voor onschuldig gehouden te worden totdat de schuld in rechte is vastgesteld.
Daarnaast wordt in Boek 1, Hoofdstuk 4, een nieuwe definitie van het begrip “verdachte” geïntroduceerd die beter aansluit bij internationale rechtsnormen. Ook wordt vastgelegd dat de rechten die het wetboek aan de verdachte toekent, door zijn raadsman kunnen worden uitgeoefend, tenzij expliciet anders is bepaald door de wet.
Rechten slachtoffer
Het nieuwe Wetboek van Strafvordering brengt ook veranderingen aan in de rechten en vrijheden van het slachtoffer. Historisch gezien had het slachtoffer een beperkte rol binnen het strafproces. Deze rol was beperkt tot het doen van aangifte of het optreden als getuige.
Echter, door de jaren heen zijn de rechten van slachtoffers aanzienlijk uitgebreid. Slachtoffers kunnen zich tegenwoordig als benadeelde partij voegen bij het strafproces met een vordering tot schadevergoeding. Bovendien hebben zij spreekrecht bij ernstige misdrijven en recht op informatie over de strafzaak. Ook mogen slachtoffers binnen bepaalde grenzen kennisnemen van de processtukken en kunnen zij zich beklagen over de vervolgingsbeslissingen van het openbaar ministerie.
Het nieuwe Wetboek van Strafvordering onderstreept de belangrijke positie van het slachtoffer met specifieke bepalingen. Een van de nieuwe bepalingen stelt dat strafvordering zodanig moet plaatsvinden dat dit ‘recht doet aan de belangen van het slachtoffer’. Het recht om kennis te nemen van processtukken wordt versterkt. Ook biedt het nieuwe Wetboek van Strafvordering slachtoffers de mogelijkheid om zich niet alleen te beklagen over het uitblijven van vervolging, maar ook over het niet opstarten van een opsporingsonderzoek.
Aard van de criminaliteit en het sanctiearsenaal
Delicten die zijn terug te voeren op de Opiumwet en de Wet wapens en munitie leggen tegenwoordig een groot beslag op de strafrechtelijke capaciteit. Deze delicten zijn moeilijk te achterhalen vanwege het ontbreken van slachtoffers die aangifte doen. Het gebruik van heimelijke opsporingsmethoden, zoals observatie en infiltratie, heeft daardoor een hoge vlucht genomen.
Rond de eeuwwisseling is de wettelijke regeling van bijzondere opsporingsbevoegdheden in het Wetboek van Strafvordering opgenomen. Dat heeft belangrijke gevolgen gehad voor de structuur en de inzichtelijkheid van het wetboek (in negatieve zin). Het nieuwe Wetboek van Strafvordering heeft een heldere structuur, waardoor het navigeren door de wet een stuk eenvoudiger wordt.
Procesmodel
Het huidige wetboek gaat uit van het procesmodel, waarbinnen de meervoudige kamer van de rechtbank zaken afdoet. Met -onder meer- de introductie van administratiefrechtelijke handhaving van lichte verkeersovertredingen en de mogelijkheid voor het Openbaar Ministerie om strafbeschikkingen uit te vaardigen is het uitgangspunt van één procesmodel verlaten.
In het nieuwe Wetboek van Strafvordering wordt een duidelijk onderscheid gemaakt tussen berechting door de meervoudige kamer, berechting door de enkelvoudige kamer en de buitengerechtelijke afdoening. Dit zie je bijvoorbeeld terug in de geïntegreerde regeling van de behandeling van strafzaken door de kantonrechter en de politierechter. En zaken die in eerste aanleg enkelvoudig zijn afgedaan, worden ook in hoger beroep door een alleensprekende rechter behandeld.
Sancties en procedures
Sinds de inwerkingtreding van het huidige Wetboek van Strafvordering is het sanctiearsenaal aanzienlijk uitgebreid. Denk aan de taakstraf als zelfstandige hoofdstraf en verschillende maatregelen zoals de ISD-maatregel (Inrichting voor Stelselmatige Daders), en de vrijheidsbeperkende maatregel.
Deze veranderingen in het sanctiearsenaal hebben geleid tot de ontwikkeling van een groot aantal strafrechtelijke procedures. Bijvoorbeeld, bij het niet naleven van de voorwaarden van een voorwaardelijke veroordeling, kan de officier van justitie de tenuitvoerlegging vorderen. Er zijn specifieke procedures ontstaan voor het uitstellen of herroepen van voorwaardelijke invrijheidstelling. Ook zijn er aparte procedures in verband met de verlenging van tbs of in het geval van niet-naleving van de voorwaarden die zijn verbonden aan vrijheidsbeperkende maatregelen.
Deze veranderingen hebben geleid tot een wirwar van strafrechtelijke procedures. Het nieuwe Wetboek van Strafvordering brengt orde in de verbrokkelde regelgeving door onder meer de competentie van de zittingsrechter en raadkamer te verduidelijken en de systematiek van het wetboek te verbeteren.
Raadkamer en zittingsrechter
Het nieuwe Wetboek van Strafvordering brengt een duidelijk onderscheid aan tussen de raadkamer en de zittingsrechter. De raadkamer krijgt meer mogelijkheden om beslissingen voor te bereiden, die door de zittingsrechter worden genomen. Zo kan de raadkamer straks een bevel tot medebrenging van de verdachte of veroordeelde geven, getuigen en deskundigen oproepen voor verhoor, en stukken in handen stellen van de rechter-commissaris voor aanvullend onderzoek.
Bij het bepalen van de competentie van de zittingsrechter en de raadkamer maakt het nieuwe Wetboek van Strafvordering een duidelijk onderscheid tussen vonnisprocedures en andere procedures. De rechtbank beslist bij vonnis en het gerechtshof bij arrest in de gevallen die bij wet zijn bepaald. Als niet is voorgeschreven dat de zaak bij vonnis of arrest moet worden beslist, wordt deze behandeld door de raadkamer van de rechtbank of het gerechtshof.
Tot slot
Hopelijk geeft deze uitgebreide verkenning van de eerste twee ontwikkelingen achter het nieuwe Wetboek van Strafvordering een helder inzicht in de motieven en de aard van de modernisering van ons strafprocesrecht. In een vervolgartikel worden de overige drie ontwikkelingen uitvoerig besproken, waardoor een vollediger beeld ontstaat van de veranderingen die het strafprocesrecht zal ondergaan.
De informatie in dit artikel is gebaseerd op de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel tot vaststelling van het nieuwe Wetboek van Strafvordering
