Het nieuwe Wetboek van Strafvordering verbetert niet alleen de structuur van het wetboek, maar brengt ook enkele fundamentele veranderingen aan in terminologie en systematiek. In dit artikel worden enkele belangrijke terminologische veranderingen besproken, waaronder de schrapping van de term voorbereidend onderzoek en de vervanging van de termen bijzondere opsporingsbevoegdheden en dwangmiddelen.
Begrip ‘voorbereidend onderzoek’ wordt geschrapt
De term opsporingsonderzoek wordt ook in het huidige Wetboek van Strafvordering gebruikt, maar naast deze term wordt in de wet ook de term voorbereidend onderzoek gehanteerd. De term stamt uit een tijd waarin het strafonderzoek voornamelijk door de rechter werd uitgevoerd. Men sprak toen van een ‘vooronderzoek’ door de rechter-commissaris en een ‘eindonderzoek’ op de zitting.
In die tijd speelde de politie slechts een bescheiden rol. Die situatie is inmiddels compleet veranderd: het zwaartepunt ligt nu bij het opsporingsonderzoek door de politie, terwijl de rechter-commissaris meer een toezichthoudende rol heeft gekregen. In het nieuwe wetboek is daarom gekozen om alleen de term opsporingsonderzoek te hanteren en het begrip voorbereidend onderzoek als wettelijke term volledig te schrappen.
Geen onderscheid tussen opsporingsbevoegdheden en dwangmiddelen
Het huidige wetboek onderscheidt opsporingsbevoegdheden en dwangmiddelen, maar in de praktijk blijkt dit onderscheid weinig helder en systeemtechnisch niet goed houdbaar. Al in 2001 concludeerden onderzoekers Baaijens-van Geloven en Simmelink in het onderzoeksproject Strafvordering 2001 dat dit onderscheid ‘weinig helder en begripssystematisch niet te hanteren’ was. Deze bevinding heeft mede geleid tot de keuze om in het nieuwe wetboek te werken met de overkoepelende term ‘bevoegdheden’, wat beter aansluit bij de praktijk.
Vier argumenten voor de nieuwe terminologie
- Er zijn opsporingsbevoegdheden die in het wetboek niet als dwangmiddel zijn aangemerkt, maar die wel tegen de wil van verdachten of derden kunnen worden ingezet. Denk bijvoorbeeld aan het vorderen van gegevens bij derden. Dit wordt in het huidige wetboek als (bijzondere) opsporingsbevoegdheid beschouwd, maar in de praktijk betekent dit dat een derde wordt verplicht om informatie te verstrekken, waardoor het kenmerken heeft van een dwangmiddel.
- Zowel opsporingsbevoegdheden als dwangmiddelen maken inbreuk op rechten en vrijheden van burgers. Dit is dus geen exclusief kenmerk van een dwangmiddel.
- Daarnaast hebben beide als doel het onderzoeken van strafbare feiten en het verzamelen van bewijs, dus ook qua doel onderscheiden ze zich niet wezenlijk van elkaar
- De wet verbindt geen rechtsgevolgen aan het onderscheid tussen opsporingsbevoegdheden en dwangmiddelen.
Het nieuwe wetboek kiest daarom voor de overkoepelende term ‘bevoegdheden’ die weer kan worden onderscheiden in heimelijke bevoegdheden en openlijke bevoegdheden.
Heimelijke bevoegdheden en openlijke bevoegdheden
Binnen de nieuwe systematiek wordt onderscheid gemaakt tussen heimelijke bevoegdheden en openlijk uit te oefenen bevoegdheden.
Heimelijke bevoegdheden worden uitgeoefend zonder dat de betrokkene hier vooraf van op de hoogte is (de betrokkene ontvangt pas later een mededeling). Deze bevoegdheden maken een verregaande inbreuk op de privacy en zijn in het nieuwe wetboek samengebracht in Hoofdstuk 8. Het gaat bijvoorbeeld om stelselmatige observatie, het vastleggen van communicatie, het stelselmatig inwinnen van informatie en infiltratie.
Voor andere bevoegdheden geldt dat zij in beginsel openlijk worden uitgeoefend. Dit betekent dat de betrokkene in principe op de hoogte is van de toepassing van de bevoegdheid en dat er geen intentie is om deze heimelijk toe te passen.
Voorbeelden hiervan zijn:
- Inbeslagneming van voorwerpen
- Onderzoek aan het lichaam
- Onderzoek aan vervoermiddelen
Let op! Voor sommige bevoegdheden geldt dat zij in beginsel openlijk worden uitgeoefend, maar onder bepaalde voorwaarden toch heimelijk kunnen worden toegepast. Dit geldt bijvoorbeeld voor bevoegdheden met betrekking tot het lichaam en bevoegdheden met betrekking tot voorwerpen en gegevens. Voorbeelden hiervan zijn:
- Kortstondige observatie of het maken van foto’s in de openbare ruimte (artikel 2.1.9)
- DNA-onderzoek aan celmateriaal van een verdachte dat buiten zijn medeweten is verkregen (artikel 2.6.17, vijfde en zesde lid)
- Het uitstellen van de kennisgeving van een inbeslagneming (artikel 2.7.5)
Vervolg: definities van veelvoorkomende begrippen
Naast de begrippen die we in dit artikel hebben besproken, bevat het nieuwe wetboek een aparte verzameling algemene definities die gelden voor het gehele strafproces. Deze begrippen zijn opgenomen in Hoofdstuk 1 van Boek 2 van het nieuwe Wetboek van Strafvordering. In een volgende blog gaan we dieper in op deze veelvoorkomende begrippen, zoals de definities van digitale-gegevensdrager, aanbieder van een communicatiedienst en andere kernbegrippen uit het nieuwe wetboek.
Dit artikel is gebaseerd op de Memorie van Toelichting bij het wetsvoorstel tot vaststelling van het nieuwe Wetboek van Strafvordering.
