Modernisering Wetboek van Strafvordering: De Doelstellingen

Het huidige Wetboek van Strafvordering stamt uit 1926 en heeft in de afgelopen decennia talloze wijzigingen ondergaan. Deze opeenstapeling van aanpassingen heeft geleid tot een wetboek dat steeds minder overzichtelijk is geworden. De vele toevoegingen en veranderingen hebben de oorspronkelijke systematiek vertroebeld, waardoor het wetboek voor zowel burgers als professionals moeilijk te doorgronden is.

Om deze problemen op te lossen, wordt het wetboek volledig vernieuwd. Deze herziening moet resulteren in een wetboek dat niet alleen toekomstbestendig is, maar ook begrijpelijk en toegankelijk voor zowel burgers als professionals. In dit blog gaan we dieper in op de concrete doelstellingen van deze modernisering.

Een systematisch opgezet en inzichtelijk wetboek

Een van de belangrijkste doelstellingen van de modernisering is het creëren van een wetboek dat systematisch is opgezet en het geldende recht helder weergeeft. De praktijk laat zien dat dit hard nodig is.

Het huidige wetboek is door de jaren heen ontelbare keren gewijzigd. Bij iedere wetswijziging werden bepalingen geschrapt, aangepast of toegevoegd. Het ging hierbij vaak om incidentele wijzigingen voor specifieke onderwerpen. Het resultaat is dat de overzichtelijkheid en toegankelijkheid van het wetboek ernstig zijn aangetast.

Alleen al het opzoeken van een regeling kan lastig zijn vanwege complexe nummering van wetsartikelen, met bijvoorbeeld artikel 126zu dat is geplaatst voor artikel 126aa.

Het nieuwe wetboek voorziet in een grondige herstructurering. Dit draagt bij aan de rechtszekerheid en maakt het wetboek beter bruikbaar in de praktijk. Een belangrijke verbetering is bijvoorbeeld dat de rechtsbescherming van de verdachte wordt gekoppeld aan het eerste verhoor, in plaats van aan het begin van de vervolging. Ook wordt gezorgd voor een betere aansluiting tussen het opsporingsonderzoek en het onderzoek op de terechtzitting, met een duidelijke rolverdeling tussen rechter-commissaris, raadkamer en zittingsrechter.

Een ander probleem is dat belangrijke rechtspraak van de Hoge Raad niet altijd in de wet is verwerkt. Hierdoor moet men niet alleen de wet kennen, maar ook alle belangrijke uitspraken die daar in de loop der jaren bij zijn gekomen. Dit maakt het voor zowel juristen als burgers moeilijk om te begrijpen wat nu precies de geldende regels zijn. Het nieuwe wetboek brengt hier verandering in. Belangrijke rechtsregels die tot nu toe alleen in uitspraken te vinden waren, worden nu expliciet in de wet opgenomen. Dit geldt bijvoorbeeld voor regels over het verschoningsrecht van bepaalde beroepsgroepen en voor de manier waarop moet worden omgegaan met digitaal bewijs zoals gegevens op smartphones.

Tot slot zorgt het nieuwe wetboek voor een betere aansluiting bij internationale rechtsregels. Zo wordt bijvoorbeeld expliciet in de wet opgenomen dat verdachten recht hebben op een eerlijk proces binnen een redelijke termijn. Dit soort fundamentele rechten stond wel in internationale verdragen (art. 6, lid 1 EVRM en art. 9, lid 3 IVBP), maar krijgt nu ook een duidelijke plek in ons eigen wetboek.

Vereenvoudiging en actualisering voorbereidend onderzoek

Een tweede belangrijke doelstelling is de vereenvoudiging en modernisering van het voorbereidend onderzoek en de regeling van opsporingsbevoegdheden. Ook hier was vernieuwing hard nodig, want de huidige regeling is door vele wijzigingen onoverzichtelijk en moeilijk toegankelijk geworden.

Een sprekend voorbeeld: De regels over opsporingsbevoegdheden staan nu verspreid door het wetboek en bevatten veel herhalingen. Zo worden de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit bij iedere bevoegdheid apart genoemd.

Het nieuwe wetboek brengt hier verandering in door deze algemene beginselen, zoals proportionaliteit en subsidiariteit, maar ook doelbinding en het verbod op uitlokking, in algemene bepalingen vast te leggen. Hierdoor hoeven deze voorwaarden niet meer te worden herhaald bij iedere specifieke opsporingsbevoegdheid.

Ook is rekening gehouden met nieuwe technologische ontwikkelingen. In het wetboek zijn nieuwe bevoegdheden opgenomen voor het onderzoek naar digitale gegevens. Deze bevoegdheden zijn te vinden in de hoofdstukken over digitale opsporing.

Verduidelijking positie deelnemers aan het strafproces

Een derde belangrijke doelstelling van het nieuwe Wetboek van Strafvordering is het scheppen van duidelijkheid over de positie van alle betrokkenen in het strafproces. Het huidige wetboek is op dit punt versnipperd en niet altijd even duidelijk over ieders rechten en plichten.

Het nieuwe Wetboek van Strafvordering brengt hier structuur in door in het eerste boek een duidelijk overzicht te geven van alle procesdeelnemers en hun positie. Voor de verdachte, wiens positie de afgelopen jaren al is versterkt door Europese regelgeving en rechtspraak, betekent dit een verdere versteviging van zijn rechtspositie.

Ook voor het slachtoffer zijn er belangrijke verbeteringen. Een opvallende vernieuwing is dat slachtoffers niet alleen kunnen klagen over het uitblijven van vervolging, maar ook over het niet starten van een opsporingsonderzoek.

Voor het eerst is er een apart hoofdstuk over getuigen opgenomen. Hierin staan niet alleen hun verplichtingen, maar ook hun rechten, zoals het verschoningsrecht. Ook nieuw is dat het wetboek regels bevat over hoe een opsporingsambtenaar een getuigenverhoor moet afnemen.

Ook de positie van het Openbaar Ministerie en de rechter wordt verduidelijkt. De officier van justitie blijft de leider van het opsporingsonderzoek, maar krijgt daarbij landelijke bevoegdheid. De rechter behoudt de eindverantwoordelijkheid voor een rechtvaardige uitkomst van het strafproces. Nieuw is dat zowel de rechter-commissaris als de voorzitter van de rechtbank meer mogelijkheden krijgen om de voortgang van het onderzoek te bewaken.

Digitalisering van het strafproces

Een vierde belangrijke doelstelling van het nieuwe Wetboek van Strafvordering is het faciliteren van een digitaal strafproces en dat is hard nodig!

Ter illustratie: Op dit moment moet een advocaat die hoger beroep wil instellen nog fysiek naar de griffie van de rechtbank. In het nieuwe wetboek wordt de elektronische weg de standaard voor dit soort handelingen.

Het nieuwe Wetboek van Strafvordering bevat verschillende vernieuwingen om de digitalisering mogelijk te maken. Zo worden het Openbaar Ministerie en advocaten verplicht om stukken elektronisch in te dienen. Ook voor de communicatie met burgers wordt de elektronische weg de standaard.

Ook op het gebied van verslaglegging biedt het nieuwe wetboek meer digitale mogelijkheden. Zo kunnen opsporingsambtenaren en rechters-commissarissen het maken van een schriftelijk proces-verbaal uitstellen als er een video- of geluidsopname is gemaakt. Dit geldt ook voor de verslaglegging van de zitting. Bovendien kunnen bevelen, machtigingen en vorderingen straks ook in andere vorm dan op papier worden vastgelegd.

Stroomlijning van procedures en vermindering administratieve lasten

Een vijfde belangrijke doelstelling van het nieuwe wetboek is het stroomlijnen van procedures en het verminderen van administratieve lasten. Deze aanpassingen zijn erop gericht om het strafproces efficiënter te maken zonder afbreuk te doen aan de rechtswaarborgen.

Een sprekend voorbeeld: In het huidige systeem moet voor het opvragen van verkeersgegevens bij telecommunicatie een aparte vordering worden gedaan, naast het bevel aan de aanbieder om de telecommunicatie zelf vast te leggen. In het nieuwe wetboek is dit samengevoegd tot één bevel.

Het nieuwe wetboek introduceert verschillende verbeteringen op dit gebied. Zo kunnen bevelen, vorderingen en machtigingen voortaan als regel mondeling worden gegeven. Voor de uitoefening van heimelijke bevoegdheden zijn de termijnen verlengd, waardoor minder vaak verlengingen nodig zijn.

Ook in de hoger beroepsfase zijn belangrijke vereenvoudigingen doorgevoerd. Het onderscheid tussen bevestigen en vernietigen van het vonnis verdwijnt, waardoor rechters geen tijd meer hoeven te besteden aan het herzien van beslissingen waar geen bezwaar tegen is. Daarnaast geldt bij hoger beroep de nieuwe regel dat als een zaak in eerste aanleg door één rechter is behandeld, dit in hoger beroep ook zo zal zijn.

De versnelling van procedures komt ook tot uiting in nieuwe termijnen voor beklagprocedures en de mogelijkheid voor rechters om prejudiciële vragen te stellen aan de Hoge Raad. Deze laatste vernieuwing maakt het mogelijk om belangrijke rechtsvragen sneller te beantwoorden, zonder dat daarvoor eerst een hele cassatieprocedure nodig is.

Een voortvarende procesgang: de ‘beweging naar voren’

De zesde en laatste doelstelling van het nieuwe wetboek betreft het verbeteren van de aansluiting tussen het opsporingsonderzoek en het onderzoek ter terechtzitting. Dit wordt ook wel de ‘beweging naar voren’ genoemd.

Door het onderzoek zoveel mogelijk af te ronden vóór de inhoudelijke behandeling ter terechtzitting, worden vertragingen tijdens de zitting voorkomen en kunnen zaken sneller worden afgehandeld. Deze nieuwe systematiek draagt bij aan kortere doorlooptijden en een efficiënter strafproces.

De informatie in dit blog is gebaseerd op de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel tot vaststelling van het nieuwe Wetboek van Strafvordering.