Waarom een nieuw Wetboek van Strafvordering? (deel 2)

In het vorige blog is vastgesteld dat een ingrijpende modernisering van het Wetboek van Strafvordering nodig is. De maatschappij evolueert in een razend tempo, samen met de technologische vooruitgang en andere ontwikkelingen. Het huidige wetboek, dat dateert uit 1926 en sindsdien talloze wijzigingen heeft ondergaan, is een onoverzichtelijk en verwarrend document geworden.

In de Memorie van Toelichting bij het nieuwe Wetboek van Strafvordering worden vijf cruciale ontwikkelingen besproken die modernisering noodzakelijk maken.

De eerste twee ontwikkelingen zijn in het vorige artikel toegelicht en voorzien van concrete voorbeelden. In  dit artikel staan de laatste drie ontwikkelingen centraal.

  • Veranderde rolverdeling tussen strafrechtelijke actoren: Het wetboek van 1926 stelde berechting door de rechter en (voorbereidend) onderzoek door de rechter-commissaris, centraal.
    De officier van justitie is tegenwoordig de sleutelfiguur in het strafproces. Het voorbereidend onderzoek bestaat nu eerst en vooral uit een opsporingsonderzoek, uitgevoerd door een professioneel politieapparaat met veel bevoegdheden.
  • Internationalisering van de strafrechtspleging: De strafrechtspleging is veel internationaler geworden. De regelingen over rechtshulpverlening en de aanpak van grensoverschrijdende criminaliteit zijn versnipperd en weinig inzichtelijk.
  • Invloed van moderne technieken: De beschikbaarheid van nieuwe technologieën heeft zowel de opsporing als de procesvoering gemoderniseerd. De digitalisering van de strafrechtspleging vraagt om een aanpassing van het wetboek.

Veranderde rolverdeling tussen strafrechtelijke actoren

In de beginjaren van het Wetboek van Strafvordering stond de rol van de rechter-commisaris centraal. De bevoegdheden voor opsporingsonderzoek waren destijds beperkt. Door de jaren heen is deze regeling aangepast. De opsporingsbevoegdheden zijn aanzienlijk uitgebreid. Het gerechtelijk vooronderzoek is afgeschaft.

De officier van justitie heeft de leiding over het voorbereidend onderzoek. De officier van justitie kan vorderen dat de rechter-commissaris onderzoekshandelingen verricht. Dat gebeurt in beperkt aantal zaken. De officier behoudt ook dan de leiding over het voorbereidend onderzoek.

Vervolging en rechtsbescherming

In het nieuwe Wetboek van Strafvordering zijn de uitgangspunten van de wettelijke regeling aangepast, waarbij vooral het vervolgingsbegrip een belangrijke wijziging heeft ondergaan. Traditioneel was de rechtsbescherming van de verdachte gekoppeld aan het begin van de vervolging, die werd ingezet met een vordering door de officier van justitie. Dit leidde ertoe dat de zaak aan de kennisneming van de rechter werd onderworpen, bijvoorbeeld door het vorderen van een gerechtelijk vooronderzoek of een vordering tot bewaring.

In het nieuwe wetboek is deze traditionele koppeling van rechtsbescherming aan de start van de vervolging is losgelaten. De rechtsbescherming van de verdachte wordt nu direct gekoppeld aan de toepassing van opsporingsbevoegdheden. Een voorbeeld is de nieuwe regel die stelt dat een verdachte die is verhoord, de rechter-commissaris kan verzoeken om onderzoek te verrichten.

Volgens het nieuwe wetboek kan de officier van justitie vervolging instellen door het uitbrengen van een strafbeschikking en door het indienen van een procesinleiding. |

Procesinleiding

De procesinleiding is een document dat de officier van justitie indient bij de voorzitter van de rechtbank om een strafzaak aanhangig te maken. Het is geen oproeping. Het maakt de zaak bij de rechtbank aanhangig (en niet ter terechtzitting).De procesinleiding bevat een tenlastelegging.

Na indiening bij de rechtbank wordt de procesinleiding aan de verdachte betekend door de voorzitter van de rechtbank, maar nog steeds onder verantwoordelijkheid van het Openbaar Ministerie (OM). Bij deze betekening worden de rechten van de verdachte uitgelegd, maar nog geen zittingsdatum gegeven. De verdachte krijgt echter wel informatie over mogelijke getuigen, deskundigen, slachtoffers, enzovoort die de officier van justitie van plan is op te roepen voor de terechtzitting. Bovendien wordt de verdachte met de procesinleiding op zijn rechten gewezen.

Hiermee wordt het voor de verdachte mogelijk om vroegtijdig rechtsbijstand te zoeken en verzoeken bij de voorzitter van de strafkamer in te dienen.

Actieve rol voorzitter

De voorzitter heeft in het nieuwe wetboek een actieve rol bij het voorbereiden van de zaak voor de terechtzitting. Hij werkt daarbij nauw samen met het openbaar ministerie en de verdediging. Zo kan hij een regiezitting organiseren of een schriftelijke uitwisseling ter voorbereiding van de inhoudelijke behandeling van de strafzaak. Ook kan hij de rechter-commissaris vragen om onderzoekshandelingen te verrichten, zoals het horen van getuigen die de officier van justitie of de verdediging willen oproepen. Pas daarna wordt de datum voor de terechtzitting vastgesteld

Internationalisering van de strafrechtspleging

De strafrechtspleging is in de afgelopen decennia aanzienlijk internationaler geworden. Veel strafbare feiten hebben tegenwoordig een internationale dimensie, bijvoorbeeld omdat ze gedeeltelijk in het buitenland zijn gepleegd, daders of slachtoffers zich in het buitenland bevinden, of omdat opbrengsten van misdrijven in het buitenland worden gestald. Deze ontwikkeling heeft geleid tot een groeiend aantal internationale rechtsinstrumenten en nationale wettelijke regelingen voor strafrechtelijke samenwerking met andere landen.

In het huidige wetboek zijn deze regelingen versnipperd en onoverzichtelijk. Met de inwerkingtreding van de Wet herziening regeling internationale samenwerking in strafzaken in 2018 is een belangrijke stap gezet naar een meer gestructureerde aanpak. Deze wet heeft de verschillende bepalingen over internationale samenwerking samengebracht in één boek van het wetboek.

Het nieuwe Wetboek van Strafvordering gaat nog een stap verder door de nationale regeling van strafvordering meer internationale trekjes te geven. Zo kunnen bepaalde opsporingsbevoegdheden ook worden uitgeoefend door buitenlandse opsporingsambtenaren, en zijn er nieuwe bevoegdheden gecreëerd voor situaties waarin gegevens mogelijk in het buitenland zijn opgeslagen.

Een belangrijke systematische keuze in het nieuwe wetboek is de sterkere onderscheiding van de verschillende fasen in de strafvordering. Het opsporingsonderzoek, de buitengerechtelijke afdoening en het onderzoek ter terechtzitting zijn elk in een eigen boek geregeld. Dit sluit beter aan bij de realiteit waarin een opsporingsonderzoek in het ene land kan leiden tot een afdoening in een ander land.

Invloed van moderne technieken

De beschikbaarheid van nieuwe technologieën heeft zowel de opsporing als de procesvoering gemoderniseerd. Dit heeft geleid tot de introductie van nieuwe opsporingsmethoden, zoals de telefoontap, het direct afluisteren, DNA-onderzoek en bevoegdheden tot het vorderen van digitale gegevens.

Ook de afdoening van strafzaken is veranderd door technologische ontwikkelingen. Processtukken kunnen nu in elektronische vorm worden opgemaakt en gedeeld, wat de efficiëntie van het strafproces ten goede komt. Bovendien zijn er nieuwe manieren beschikbaar gekomen om informatie vast te leggen, zoals geluids- en beeldopnames van verhoren en zittingen.

Het nieuwe wetboek houdt op verschillende manieren rekening met deze ontwikkelingen:

1. Elektronische communicatie:

Het nieuwe wetboek introduceert een hoofdstuk specifiek gericht op het uitwisselen van berichten. Voor professionele deelnemers aan het strafproces, zoals advocaten en het Openbaar Ministerie, wordt het verplicht om documenten elektronisch in te dienen. Ook voor communicatie met burgers wordt de elektronische weg gestimuleerd. Burgers kunnen een e-mailadres opgeven voor correspondentie over hun zaak. Dit zorgt voor snellere en efficiëntere communicatie tussen alle betrokkenen.

2. Rechtsmiddelen:

Het indienen van rechtsmiddelen, zoals hoger beroep, wordt gemoderniseerd. In plaats van persoonlijk naar de griffie te gaan, kunnen rechtsmiddelen voortaan elektronisch worden ingediend. Voor professionals zoals officieren van justitie en advocaten wordt dit zelfs de enige manier. Dit maakt het proces sneller en makkelijker voor alle partijen.

3. Verbaliseringsplichten:

Het nieuwe wetboek biedt meer flexibiliteit bij het vastleggen van informatie. Waar vroeger altijd een uitgebreid schriftelijk proces-verbaal nodig was, kan nu in sommige gevallen worden volstaan met een audio- of video-opname. Dit bespaart tijd, maar de rechter kan alsnog om een schriftelijk verslag vragen als dat nodig is. Deze aanpak combineert efficiëntie met de mogelijkheid tot grondige controle.

4. Techniekonafhankelijkheid:

Het wetboek is zo geschreven dat het niet gebonden is aan specifieke technologieën. In plaats daarvan gebruikt het algemene termen die kunnen worden ingevuld met de meest actuele technische mogelijkheden. Dit betekent dat het wetboek minder snel verouderd raakt en gemakkelijker kan worden aangepast aan nieuwe technologische ontwikkelingen, zonder dat de hele wet herschreven hoeft te worden.

Deze aanpassingen maken het strafproces moderner en efficiënter, terwijl ze tegelijkertijd ruimte laten voor toekomstige technologische vooruitgang.

Conclusie

De modernisering van het Wetboek van Strafvordering is een noodzakelijke stap om het strafprocesrecht aan te passen aan de veranderende maatschappij en technologische ontwikkelingen. Zoals we in het eerste blog hebben besproken, zijn de doelstellingen van het strafprocesrecht verbreed en is de aard van de criminaliteit veranderd, wat heeft geleid tot aanpassingen in het procesmodel en het sanctiearsenaal.

In dit tweede blog hebben we de overige drie ontwikkelingen behandeld die de modernisering van het wetboek noodzakelijk maken: de veranderde rolverdeling tussen strafrechtelijke actoren, de toegenomen internationalisering van de strafrechtspleging, en de invloed van moderne technieken. Deze ontwikkelingen bouwen voort op de in het eerste artikel besproken veranderingen en laten zien hoe diepgaand de herziening van het wetboek is.

Door al deze ontwikkelingen te adresseren, beoogt het nieuwe wetboek een toekomstbestendig, toegankelijk en werkbaar kader te bieden voor de strafrechtspleging in Nederland. Het zorgt voor een betere aansluiting bij de huidige praktijk, waarin de officier van justitie een centrale rol speelt, internationale samenwerking steeds belangrijker wordt, en technologische innovaties de opsporing en procesvoering ingrijpend hebben veranderd.

Samen geven deze twee blogs een compleet beeld van de noodzaak en de reikwijdte van de modernisering van het Wetboek van Strafvordering. Ze laten zien dat deze herziening niet slechts een cosmetische aanpassing is, maar een fundamentele herstructurering van ons strafprocesrecht, die de uitdagingen van de 21e eeuw het hoofd kan bieden.

De informatie in dit tweeluik is gebaseerd op de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel tot vaststelling van het nieuwe Wetboek van Strafvordering. In toekomstige blogs zullen we dieper ingaan op specifieke aspecten van het nieuwe wetboek en de gevolgen daarvan voor de dagelijkse praktijk van de strafrechtspleging.